Lunchinterview NRC
‘Twee of meer talen leren? Je kind kan het’
Lunchinterview Haar dochters hebben een vader-, moeder- en een schooltaal. Bij de beste Italiaan van Nederland promoot Marinella Orioni meertaligheid.
Tekst Rinskje Koelewijn
Foto Frank Ruiter
16 november 2017
Marinella Orioni heeft zich laten vertellen wat de allerbeste Italiaan van Nederland is: Mario, in het Noord-Hollandse Neck. Daar spreken we af. Ze parkeert haar auto met Frans nummerbord langs de dijk en stapt uit. Hakken onder een fluwelen broek, faux-fur jas, geel-zijden blouse; een Parisienne. Binnen brandt de haard, de gastheer groet, zij antwoordt hem in het Italiaans. Wat willen we? Prosecco? Tuurlijk. Drie, vijf, zéven gangen? We houden het op vier.
Ze is de dochter van een Nederlandse moeder en een Italiaanse vader, ze is getrouwd met een Italiaanse man en woont in Parijs, al twintig jaar. Samen hebben ze twee dochters die ze drietalig opvoeden. De meisjes spreken Frans op school, Italiaans met hun vader en Nederlands met haar. Ze studeerde Nederlands in Parijs en gaf Nederlandse les aan kinderen en volwassenen op het Institut Néerlandais. „Ik merkte hoeveel vragen ouders hebben over meertalig opvoeden. Was het niet beter om thuis ook Frans te spreken? Raken kinderen niet in de war van twee talen tegelijk? Zouden ze straks twee talen gebrekkig spreken? Achterstand op school krijgen?” Doen ouders er, kortom, wel goed aan hun kinderen op te voeden met twee of meer talen?
Ik weet wat het is om een taal te missen
Marinella Orioni is heel stellig in haar antwoord. „Meertaligheid is het mooiste cadeau dat je een kind kan geven.” Op basis van wetenschappelijk onderzoek, haar eigen ervaring en veldonderzoek schreef ze twee boeken. Eén over meertalig opvoeden, en recentelijk één over het meertalige kind zelf. „Alleen al in Europa worden er 107 talen in 51 landen gesproken. Meertaligheid is geen uitzondering, maar de norm.” Heel gek, vindt zij, dat er zo weinig kennis van en over is. Schandalig, zegt ze, dat het ouders wordt afgeraden in hun moedertaal met hun kinderen te spreken als hun taal een andere is dan de taal van het land of de school. Ze overdrijft niet als ze zegt dat het haar missie is meertaligheid te promoten.
Onze moedertaal werd de zijne
Haar vader kwam als achttienjarige naar Nederland om te werken. Op Sardinië had hij de agrarische school afgemaakt, hij kon in Noord-Holland in de bloemen werken. Hij ontmoette een Nederlands meisje, trouwde met haar en werd vader van drie kinderen. „Het kwam niet in hem op met ons Italiaans te praten.” In de jaren van haar jeugd, de jaren zeventig, was het advies aan anderstaligen nog om zoveel mogelijk Nederlands te spreken, ook thuis. „Wat voor hem ook meespeelde: hij sprak dialect. Hij zag er het nut niet van in zijn kinderen Sardijns te leren.” Dus werd „onze moedertaal de zijne”. Hij spreekt Nederlands zoals hij het ooit leerde, met een West-Fries accent.
Marinella Orioni is altijd op zoek geweest naar de Italiaanse in zichzelf, zegt ze. „Elke zomer gingen we naar Sardinië, maar mijn oma kon ik niet verstaan, en tegen mijn neven en nichten stamelde ik alleen wat woordjes. Ik voelde me een toerist in eigen land. In Nederland voelde ik me een Italiaanse, zo zag ik er ook uit, maar ik wás het niet echt.” Een keer in de week kreeg ze, in Alkmaar, Italiaanse les van een Italiaanse juf. „Dat bestond toen nog. Kinderen van gastarbeiders kregen les in de taal van hun ouders. Gratis. Blijkbaar zag de Nederlandse overheid daar toen toch het belang van in. Inmiddels zijn die lessen afgeschaft.” Ze leerde zichzelf liedjes uit het Italiaans vertalen. „Elke avond leerde ik één werkwoord. Pas als ik alle vervoegingen uit mijn hoofd kende, mocht ik van mezelf naar bed.”
Meertalige kinderen ontwikkelen niet één maar twee of drie taalsystemen in hun brein
Taal is de sleutel tot een cultuur, zegt ze. „Ik weet wat het is om een taal te missen.” Ze trouwde – vast geen toeval – een Italiaanse man die ze ontmoette toen ze in Florence studeerde. „We namen ons heilig voor onze kinderen in onze eigen talen op te voeden.” De kinderen zijn nu 13 en 9, ze zitten op een Franse school. Is dat niet een beetje veel, drie talen? Prompt legt ze haar mes en vork neer. Dát, zegt ze, is nu typisch een vraag voor een ééntalige. „De meesten van ons leren pas op latere leeftijd andere talen. Engels, Frans, Duits op school. Dat kostte moeite. Dús denken we dat het voor een kind wel heel moeilijk en verwarrend zal zijn twee talen tegelijk te leren.” En dat is nou net het grote misverstand. Op jonge leeftijd simultaan een paar talen verwerven is „totaal iets anders” dan op latere leeftijd een vreemde taal leren. „Meertalige kinderen ontwikkelen niet één maar twee of drie taalsystemen in hun brein, die los van elkaar functioneren. Ze weten niet eens wat het is om één taal te spreken.”
Zelf is ze net zo goed eentalig, ook al spreekt ze nu drie talen vloeiend. „Tot mijn twintigste was mijn voertaal Nederlands.” Ze spreekt het, na twintig jaar Frankrijk, nog foutloos. Hooguit iets te verzorgd. Ze zegt niet: ‘Wat een onzin’, maar: ‘Ik keur dat af’. Ze heeft het over een ‘correcte prijs’ voor een menu, en heel af en toe begint ze een zin met ‘jaja’, en dan klinkt het als ‘oui oui’, of ‘si si’. Haar Italiaans en Frans zijn zeker niet accentloos, zegt ze. „Alleen heel jonge kinderen hebben het vermogen klanken perfect na te bootsen. Baby’s huilen met de intonatie van hun moedertaal. Peuters brabbelen in de talen die ze het meest horen.” Al voor het eerste levensjaar verliezen kinderen dat nabootsvermogen. Zij adviseert ouders om vanaf dag één in hun taal met hun kind te praten. „Vaak doe je dat vanzelf. Taal is ook emotie.”
Vanzelf betekent niet dat het altijd makkelijk is. Haar jongste dochter antwoordde haar een tijdlang steevast in het Frans. „Wel zo makkelijk voor mij om ook over te schakelen op Frans. Maar als ik wil dat ze mijn taal niet alleen begrijpt maar ook spreekt, moet ik haar uitdagen Nederlands te spreken. Spreekt ze Frans tegen mij, dan vraag ik: Wat zeg je?” Is hun vader weinig thuis, dan kijkt zij Italiaanse dvd’s met haar dochters om ook zíjn taal op peil te houden.
„Kinderen zijn sponzen. Jaja, maar dan moet je ze wel onderdompelen.”
Haar dochters hebben een vader-, een moeder- en een schooltaal. Wat spreken ze aan tafel? „Italiaans.” En als er – Franse – vriendinnen mee-eten? „Frans.” En als ze met haar in een winkel zijn, in de metro, bij de huisarts? „Nederlands.” Is ze niet bang dat haar kinderen straks drie talen kennen, maar geen één goed? Ze schudt heftig van nee, nee. „Meertalige kinderen delen hun talen op naar de mensen met wie ze het spreken. Ze ontwikkelen taaldomeinen. Met mij spreken ze over andere dingen dan met vriendinnen, daar hoort een ander vocabulaire bij.” Haar oudste dochter had voor school een ‘rapporteur’ nodig. „Ik kende het woord niet, mijn dochter wist wel wat het was, maar niet het Nederlandse woord.” Bleek het om een geodriehoek te gaan. „Met mijn vader spreken ze geen Italiaans. Voor hen voelt dat onnatuurlijk. Opa woont in Nederland, dus spreken ze Nederlands. Ik vind het ook raar om met hem Italiaans te praten.”
Haar oudste dochter spreekt vloeiend in drie talen, maar is een moeizame speller, ook in drie talen. Haar jongste dochter is geen prater, in geen van haar drie talen. „Hoe vaak heb ik niet op school moeten horen dat de stilte van de één en de spelfouten van de ander veroorzaakt werden door hun meertaligheid.” Marinella Orioni maakt met elk vooroordeel korte metten. Meertalige kinderen beginnen laat met praten? Nee hoor, sommige kinderen zijn gewoon laat, ook als ze één taal leren. Hebben ze een beperkte woordenschat? Tel de woorden die ze in al hun talen kennen op, en hun woordenschat is gróter. Meertalige kinderen lopen op school een taal- en leerachterstand op? Heus niet. Vaak zijn dat kinderen uit een „taalarme omgeving” met wie weinig gepraat en gelezen wordt.
Moedertaal
Het domste wat je in haar ogen kan doen, is ouders afraden hun moedertaal te spreken met hun kinderen. En toch is dat precies wat er vaak gebeurt. „De moedertaal is de basis. Alleen in de eigen taal kunnen ouders kennis, abstracte begrippen en emoties overbrengen. Vervang je de moedertaal door gebrekkig Nederlands, dan stopt de taalverwerving pas echt.” Zij vindt, net als haar vader vroeger, dat je moet leven in het land waar je woont. „Maar zijn mijn kinderen minder Frans omdat ik Nederlands met ze spreek?” Ze lacht. „Frans en Italiaans, dat snappen mensen nog.” Franse mensen, in haar geval. „Daar heb je wat aan. Maar Néderlands, wie spreekt dat nou?” Meertaligheid, zegt zij, vinden mensen fantastisch, zolang het om ‘nuttige’ talen gaat.” Talen met een hoge status, economisch of politiek. Engels, Duits, Chinees. Maar Turks of Pools? Dat wordt al problematisch. Berber, Sardijns, Fries? Waarom zou je? „Elke taal is nuttig, want nodig voor communicatie en kennisoverdracht.”
Gewetensvraag: als zij een Friezin in den vreemde was geweest, had ze haar dochters dan (ook) Fries geleerd? Ze denkt diep na. „Als Fries mijn gevoelstaal was?” Ze denkt weer. „Waarschijnlijk wel, maar ik wéét het niet.”
Na de laatste gang komt ze erop terug. „Mijn dochters vragen mij: ‘Welke taal spreken wij later tegen ónze kinderen?’” En wat zegt ze dan? „Dat ze de taal van hun gevoel vanzelf ontdekken.” Taal, zegt zij, is onderdeel van je identiteit. „Meertaligen hebben een gemengde identiteit. En bij die identiteit hoort ook: niet hoeven kiezen.”
IN HET KORT
Geboren Heerhugowaard, 27 januari 1973 Burgerlijke staat Getrouwd Woont in Parijs Opleiding Management en vertaler Italiaans-Nederlands, daarna studie Nederlandse taal- en letterkunde Eerste baan Stewardess Vervoermiddel Fiets Sport Hardlopen Boek Herman Koch, Elena Ferrante, Jhumpa Lahiri, Delphine de Vigan Film La meglio gioventù Muziek Italiaans, van Morandi tot Rovazzi en alles daartussenin Onmisbaar Nieuwe uitdagingen